Ik was in het vierde leerjaar toen onze joodse
godsdienstlerares de les begon met volgende woorden: “De rabbijn Yaacov zegt
in het boek ‘De gezegden van de ouderen’: “Maak je gereed in de aankomsthal,
zodat je het paleis kunt binnentreden.”
Daarna werden er enkel lessen aan die gezegde besteed. We
hebben geleerd dat er met ‘ aankomsthal’ dit, huidig leven wordt bedoeld, en met
‘paleis’, het leven na de dood.
Dat betekent dus eigenlijk dat ons leven nu niet enkel veel
minder is dan het leven na de dood, het is zelfs enkel een ‘voorbereiding’ voor
die leven.
Ik geloof in een leven na de dood. Een leven waar al de
daden die een mens voor zijn dood heeft gedaan gemeten en gewogen zullen
worden, en op basis daarvan zal die mens bestraft of beloond worden of allebei…
Het leven voor de dood mag dus in belangrijkheid vooral niet
onderschat worden, zelfs al is het leven erna van meer waarde. Dit is namelijk
het moment om het leven na de dood meer en meer waardevol te maken.
Hoe? Door een goed leven te leiden. Een leven met goede
daden. ALLES wat een mens doet is tenslotte of goed, of slecht, als men de
bedoeling daarvan nagaat. Een mens moet dus streven en eraan werken om al zijn
daden met goede bedoelingen te doen.
In onze religie mag er niet zoveel nagedacht worden over WAT
er precies na de dood zal zijn en HOE dat zal zijn. Het enige wat we in het oog
moeten houden, is dat we er op voorbereid moeten zijn.
Natuurlijk mogen en moeten we ook plezier beleven op deze
wereld, natuurlijk mogen en moeten we ook van ons leven genieten, maar…. Alles
op de juiste manier.
Iedereen hoopt dat wanneer zijn of haar tijd voor het
verlaten van de wereld komt, dat hij zijn ziel en karakter van alle slechte en
onaardige trekken heeft gezuiverd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten