donderdag 14 februari 2013

Mens en Samenleving: Lied "A small piece of heaven"


Volgend is een lied dat werd gezongen op een HASC-avond. HASC is een organisatie in Amerika dat geld inzamelt voor allerlei liefdadigheidsdoelen. Eens per jaar organiseert HASC een concert. Daar komen alle beroemde Joodse zangers om te zingen en ze vragen er geen geld voor! Entreegeld is tussen $25 en $100. Al het verzamelde geld is bedoeld voor de liefdadigheidsorganisaties.
Dit is dus een punt in onze samenleving waar we zeker trots op moeten en kunnen zijn.
A Small Piece of Heaven
Some people wonder
Others may say
Whenever adversity passes their way
Let me run let me hide
Oh I must close my eyes
By the time that they’re open it just might fade away
But not you dear friends
You know just what to do
When faced with a challenge
You always come through
And you’ve painted a smile
On the face of a child
Helping to make sure
That his dreams come true


Chorus:

There’s a small piece of heaven in everyone’s heart
A glorious gift from above
It will sparkle and shine if we each do our part
To reach out and touch it with love
So we thank you tonight
For doing your share
For the gift of bright sunshine
And fresh country air
But although that’s a fact
You’ve done much more than that
You’ve shown these dear
Children just how much


Chorus

Yes you’ve shown once again
We’re united and strong
But the hour is late time is moving along
So till next year dear friends
When we meet here again
Let’s raise up our voices
And sing out this song

Mens en Samenleving: Voor mij een kenmerk van een goede samenleving


Het belangrijke is dat de jeugd de juiste boodschappen meekrijgt.
Waar? Op school door hun onderwijzers, op het internet- waar er toch al zoveel slechte invloeden op onze jeugd worden uitgeoefend-, op straat, waar anderen een voorbeeld kunnen zijn.
Welke zijn de juiste boodschappen? Hier ben ik het met Anouk Depuydt eens. Volgens mij, als de jeugd gewaar wordt van het vijf-cirkel-model, dan moet alles goed komen.
De vreemden zullen zich thuis voelen, de natuur zal ongeschonden blijven, het respect voor ouderen en geleerden zal behouden worden, het respect voor de medemens zal versterkt worden, …
Een mens zal zich in een dergelijke samenleving op zijn plaats voelen. Genoeg op zijn plaats om zijn eigenschappen tot het uiterste te gebruiken.
En wanneer dat werkelijkheid is, wanneer een mens van zijn leven en samenleving houdt en zijn uiterste best doet om ze alle twee te bevorderen zoveel hij dat maar kan, dan pas zullen het aantal zelfmoordgevallen dalen, dan pas zal een jongere de juiste keuzes weten te maken in zijn leven, zonder toevlucht te moeten nemen naar drugs en alcohol, dan pas zal een mens zich veilig voelen om op straat te lopen.
En dat zijn de kenmerken van een goede samenleving. Een perfecte samenleving.

Mens en Samenleving: Voor mij een belangrijke kenmerk van de samenleving


Voor mij is het belangrijkste kenmerk het feit dat elke persoon individueel kan kiezen hoe hij zich gedraagt, met wie hij omgaat, wat hij met zijn toekomst wil doen. In kort, ieder mens heeft de toestemming om zelf over zijn keuzes te beslissen.
Eén generatie geleden was dit nog niet zo uitdrukkelijk als nu. De jeugd had voor veel de toestemming van hun ouders nodig. Nu is het niet meer zo. De jeugd doet precies wat ze willen.
Nu stellen we ons de vraag wat een mens zal kiezen. Om te studeren of te gaan backpacken, om te trouwen of een beetje rond te spelen, om “classy” te worden of tatoeages op elke vrije plek op hun lichaam aan te brengen, om een ander mens voor zijn geloof en gedrag te respecteren of om een neo-nazi te worden?
En die bovenstaande beslissingen hebben een grote invloed op de maatschappij in het algemeen. Hoe zal de volgende generatie er uit zien, hoe zal een vreemdeling zich in onze samenleving voelen?

Mens en Samenleving: Paul Verhaeghe, idee 4


“Solidariteit wordt een kostbare luxe en moet de plaats ruimen voor steeds tijdelijke coalities met als voornaamste zorg dat men er meer winst uit haalt dan de anderen. Diepgaande sociale banden met collega’s zijn daardoor nagenoeg uitgesloten, een emotionele betrokkenheid bij het werk zelf is er nog nauwelijks en al helemaal niet meer bij het bedrijf of de organisatie. Pesten was vroeger een probleem op de scholen, nu is het volop aanwezig op de werkvloer, als een typisch symptoom van onmacht, waarbij de frustraties afgereageerd worden op de zwaksten.”
Het is treurig om te moeten aanzien waar mensen allemaal toe in staat zijn gewoon om de wereld er van te overtuigen dat zij beter, slimmer, sterker en sneller zijn dan hun naasten.
Waar zijn de tijden waar de mens mee gelukkig was met een succes van zijn collega heen gegaan? Familieleden verraden elkaar op de ergste manieren, alleen maar om zichzelf er van te overtuigen dat ze tot hetzelfde als hun naaste in staat zijn en zelfs tot meer dan dat.
Het is een groot probleem dat iemand die vandaag in de wereld echt erkend wil worden, meer moet doen dan normaal. Hij of zij moet dan iets presteren dat niemand daarvoor gelukt is. Dat geeft stress en dat leidt tot ongewenste handelingen.
Misschien moeten we er niet meer zozeer naar streven om in de wereld erkend te worden, is dan de vraag. Dat is zeer moeilijk, vandaag de dag. Want als het mijn buur, zus, vriendje wel lukt, waarom zou het mij dan niet lukken? Mensen zijn te trots om zoiets te slikken.
Ik vind dat een mens niet mag vergeten dat wanneer hij warm, trouw en lief tegen zijn vrienden en familieleden blijft, hij door hen altijd erkend zal worden. Als een goed iemand, als een betrouwbaar iemand, als een waardevolle vriend. En is dat niet genoeg voor ons? Het zou genoeg voor ons moeten zijn, ten slotte is dat ook ons doel, zo maken we de wereld immers een betere plaats. Maar jammer genoeg is dat voor de meeste mensen niet genoeg.
Volgens mij is het altijd beter om je naasten en familieleden te vriend te houden, zelfs al ben je dan niet wekelijks in het nieuws. Je familie zal je altijd bijstaan, altijd te hulp schieten, van celibrities moet je dat niet verwachten. Zij hebben genoeg problemen in hun eigen leven.

Mens en Samenleving: Paul Verhaeghe, idee 3


“Het doel heet dan zelfmanagement en ondernemerschap: jongeren moeten zichzelf beschouwen als een bedrijf, waarbij kennis en vaardigheden in eerste en laatste instantie een economisch belang hebben waarmee zij hun marktwaarde kunnen verhogen. Daarmee  heeft het competentie-onderwijs uitdrukkelijk het ideologisch gedachtengoed van het neoliberalisme geïmplementeerd in de scholing van onze kinderen. We hoeven dan ook niet verwonderd te zijn als hun eerste vraag luidt: wat brengt het op? Voor mij?”
Gelukkig is dat al aan het veranderen. In de kleuterklas, in ieder geval.
Het komt meer en meer voor dat een kleuter niet meer naar school komt met ‘een doel’ voor de ogen, hij leert spelenderwijs. Kleuterleidsters moeten de knutselwerkjes van de kleuters niet meer afwerken, zo dat mama ziet dat de kleuter ‘iets heeft gedaan’. Nee, het knutselwerkje alleen was al een keuze van de kleuter zelf in de eerste instantie. En natuurlijk mag hij of zij het doen op welke manier hij/zij dat wil.
Maar dat is bij de kleuters, en het zou goed zijn bij de oudere leerlingen ook. Hoe moet een 13-jarige puber nu weten welke richting hij moet kiezen? Iedereen weet dat een leerling in die leeftijd nog niet aan zijn toekomstige carrière denkt. Maar hoe moet het dan wel?
Zo zijn er veel gevallen waar de ouders kiezen wat het beste voor hun kind is. Maar weten de ouders wel wat het beste voor hun kind is? Of kiezen zij gewoon die richting die zij graag zouden willen dat hun kind volgt? Want dat is niet eerlijk en komt maar al te veel voor.
Verder zijn er soms leerlingen die wel heel goed weten wat ze willen, maar het word hen afgeraden.
En dat kan om verschillende redenen. Bijvoorbeeld, dat ze in die sector niet gemakkelijk werk zullen vinden of enkel laagbetaalde jobs. Maar is dat dan eerlijk, om vanwege zo een reden van je keuze afgeraden te worden? Het is immers een richting die de leerling graag zou volgen. Waarom zou een leerling jaren in een bepaalde klas zitten zwoegen om ‘de beste job’ krijgen, terwijl hij of zij er geen dag gelukkig mee is?
Het is een moeilijk dilemma. Het heeft toch ook geen zin om jaren in een leuke klas te zitten wanneer je weet dat je later geen job zult vinden…

woensdag 13 februari 2013

Mens en Samenleving: Paul Verhaeghe, idee 2


“De bipolaire stoornis – aka manisch-depressieve psychose – is bij uitstek de aandoening van het neoliberalisme. In beide gevallen zijn we ervan overtuigd dat de oorzaak buiten ons ligt, dat er ergens een magische pil is of een nieuwe Führer die ons zonder eigen inspanning zal verlossen van onze kwaal en van het kwade. Niet dus.”

Het is, jammer genoeg, geen geheim dat het aantal ‘mentaal zieke’ personen drastisch stijgt.
Duizenden mensen nemen vandaag de dag antidepressiva en dat zijn nog de lichte gevallen.
Hoeveel criminelen lopen er niet rond en wanneer ze eindelijk gepakt worden, worden ze geëxcuseerd met een “hij is ziek” of “psychisch gestoord”…
Mensen weten dat, mensen maken er misbruik van. Komt een Kim van Gelder en vermoordt baby’tjes en dan is hij ocharme ziek en komt er geen zinnig woord uit zijn mond!
Natuurlijk is hij psychisch gestoord! Hij is gek! Daarom gedraagt hij zich ook als een gek.
Maar is dat een excuus??? Waar gaan we met de wereld heen?
Als een persoon op vlak van ‘psychische gestoordheid’ van zijn daad kan worden vrijgesproken, dan had die persoon zich al voor zijn daad moeten komen aanmelden met het bericht: “Ik ben gevaarlijk, let op mij, ik kan verschrikkelijke dingen uithalen.”
Maar dat gebeurt natuurlijk niet. Enkel na de daad wordt er met allerlei smoesjes van ‘ziek' en 'verschrikkelijke jeugd’ aangekomen. En ondertussen moeten slachtoffers woedend, maar hulpeloos toekijken hoe hun beul vrijgesproken wordt of maar een aantal jaren gevangenis krijgt om daarna met hun misdaden verder te gaan.

Waarom zijn er zoveel personen die depressief zijn, is de grote vraag.
Het antwoord, of toch een deel ervan: het is toegelaten. Zo’n 50 jaar geleden had niemand willen toegeven dat hij een psychiater ziet, dat hij voor therapie gaat. Depressiviteit en andere psychische aandoeningen waren nog vreemd. Mensen veroorloofden zich niet zo snel om er toe aangeleid te worden. Vandaag de dag is dat het normaalste ding in de wereld. Aan de ene hand is dat natuurlijk zeer goed. Niemand kan ontkennen dat er veel personen veel en veel beter geholpen kunnen worden. Maar aan de andere hand is dat ook de aanleiding in stijging van mentale ziektes. Een mens zegt tegen zichzelf dat het normaal is hoe hij zich voelt, dat het normaal is dat hij pillen slikt. Het bestaat immers. De helft van de wereld zit er immers mee. En dat is een verkeerde boodschap! Een mens zou zichzelf tot verbetering moeten willen aanzetten. Hij moet in zijn hoofd de boodschap nemen van ‘dat is niet normaal, absoluut niet, kruip er uit!’

Mens en Samenleving: Paul Verhaeghe, idee 1


“Niet zo lang geleden werd de maatschappij bepaald door het samenspel tussen minstens vier dimensies: het politieke, het religieuze, het economische en het culturele – waarbij het politieke en het religieuze luik de doorslag gaven. Vandaag zijn al die dimensies verdwenen: politiekers zijn voer voor Geert Hoste, over de religie kunnen we best zwijgen en iedereen is kunstenaar.”

Politiek: Ik ben het zeer met Paul Verhaeghe eens. En het jammere daarvan, volgens mij, is dat het niet in alle landen zo is. Integendeel, in veel delen van de wereld heeft het woordje “politiek” nog een bepaalde klank. Maar hier in België, waar Vlaanderen en Wallonië toch oh zo vriendschappelijk met elkaar samenleven, en dat is maar één voorbeeld, is politiek de grootste grap.
Ik zal nooit vergeten toen één van onze leerkrachten op school in de periode wanneer België zonder regering zat, zei: “De regering komt er maar niet uit, maar wat kan het ons schelen, zolang de vuilniszakken elke week afgehaald worden, zitten we goed…”
Dat is toch spijtig.
En misschien ligt hier wel het probleem. België heeft geen regering en de vuilniszakken worden toch nog steeds wekelijks afgehaald. Nou, als alles verder zijn gangetje blijft gaan, waarom zou een mens zich dan wel om de regering en het politiek bekommeren?
Religie: Waarom over de religie zwijgen? Hij heeft gelijk, religie is vandaag de dag niet meer wat het ooit is geweest. Maar waarom al die mensen die nog wel religieus zijn naar de kant duwen? 
Want toevallig heeft religie een grote invloed op onze maatschappij en samenleving. Ik ben religieus en enkel daarom kan ik zeggen dat in de uiteenzetting van Paul Verhaeghe er vele punten zijn waarvan ik gelukkig geen weet heb.
Zo kan ik zeggen dat de mythe van de “self made man” natuurlijk ook bij ons voorkomt, maar dan in veel mindere mate. Ik ben het gewoon om te denken dat wat ik kan en wat ik doe een product is van de eigenschappen die ik van God heb gekregen. Heb ik één of ander eigenschap niet meegekregen, dan is dat ook niet voor mij bedoeld en dan moet ik mij daarover niet opwinden. Als ik slaag, dan dank ik God. Als ik misluk, ook. En dan geloof ik dat het zo het beste is.
Cultuur: Hij heeft gelijk, iedereen is kunstenaar. En misschien is dat nog goed ook. Op die vlak geloven mensen meer in zichzelf en ze zijn niet bang om hun ideeën op allerlei manieren te gebruiken en te uiten.

dinsdag 12 februari 2013

Mens en Lijden: Brief "The Railway Children"

2018 Antwerpen, 12/02/2013

He, Sabine

Lang geleden, he? Maar ik heb besloten dat de tijd gekomen is om... je een brief te schrijven!
Sympathiek van me, he? Om een beetje aan een oude vriendin te denken.
Laat me eventjes uitleggen:
Weet je nog toen we bij Mevrouw Verhove per twee, van voor in de klas, een boek moesten komen bespreken?
Je koos mij toen als partner, omdat je zelf geen zin had om een boek te lezen... Ja, ik weet het nog goed.
Allez, 't is niet om je oude zonden boven te halen, dat ik je nu schrijf.
Wij (of beter gezegd, ik) hadden voor het boek "De spoorwegkinderen" van E. Nesbit gekozen.
Ik ben er van overtuigd  dat je tot de dag van vandaag het verhaal nog niet precies kent.
En, zoals je weet, vind ik dat bijzonder jammer, want het is een goed boek!
Ik heb in ieder geval een ander manier voor je gevonden om het verhaal beter te leren kennen, Sabine.
Het boek is namelijk verfilmd! De film noemt 'The Railway Children'.
En doe me een plezier, Sabine, als je eens tijd hebt, bekijk die eens! als je geen tijd vindt, maak dan tijd...
En om je een beetje aan te moedigen, zal ik je nu uitleggen waarom ik die film zo super vond.
Het verhaalt begint in Londen, een familie, vader, moeder en drie kinderen, leven in de stad. Ze zijn rijk, welopgevoed en de kinderen zijn eerder verwend, alhoewel ze geen onuitstaanbare rijkelui zijn...
Het ongeluk tast toe en vader wordt onterecht van een misdaad beschuldigd en tot vijf jaar gevangenis veroordeelt. Het leven van moeder en de kinderen verandert in enkele dagen. Ze gaan van stinkend rijk naar arm, moeten naar het platteland verhuizen en al hun bezittingen worden in beslag genomen.
Het is bijzonder interessant om te zien hoe elke personage met de nieuwe situatie overweg gaat.
De kinderen kunnen het aan de ene kant nog niet echt geloven, zo smeken ze hun moeder om te mogen verwarmen, wanneer er niet genoeg geld voor kolen is. Aan de andere hand kampen ze veel beter met hun nieuw leven dan hun moeder, die teruggetrokken en zelfs ziek wordt en nu verhalen moet schrijven om aan de kost te komen.
Het is ook bijzonder aangrijpend om te zien hoe de kinderen zelf de situatie aanpakken en nieuwe vrienden maken, anderen helpen en een oplossing zoeken hoe ze hun moeder weter beter kunnen maken.
Sabine, wat moet ik zeggen. Het is geen volwassenen film, maar je kent me. Ik zou van een goede babyfilm genieten.
Het beste, en laat me iets weten!!

Sara 

maandag 4 februari 2013

Mens en Lijden: Sjabloon filmverwerking


Film: The Railway Children
·         Vat je eigen mening over de film samen in drie kernwoorden:
Ontroerend, echt, prachtig
Is wat in de film aan bod komt (onderlinge relaties, gevoelens, ideeën) herkenbaar voor jou? Wat is wel herkenbaar? Wat niet?

Herkenbaar:
-          Het is een echte ouderwetse plattelandsleven. Iedereen is vriendelijk, iedereen is te vertrouwen. De kinderen worden overal warm ontvangen en zelfs wanneer Peter probeert om enkele kolen te stelen, dan wordt dat over het hoofd gezien als hij maar belooft om het nooit meer te doen.
-          Kinderen zijn niet zoals volwassenen, die in een moeilijke situatie neerslachtig en mager worden. Ze maken er altijd het beste van. Zelfs al zijn ze opeens van stinkend rijk naar vreselijk arm gegaan, zelfs al hadden ze al hun mooie meubels en speelgoed moeten weggeven en naar het platteland verhuizen in plaats van in de stad te blijven wonen, toch blijven ze gelukkig en vinden ze verschillende nieuwe bezigheden om hun dag mee te vullen.

Niet-herkenbaar:
-          Ik vind het prachtig hoe de twee zusjes en hun broer het steeds zo goed met elkaar kunnen vinden. Zelf heb ik dat in werkelijkheid nooit meegemaakt. Ik heb ooit eens horen zeggen dat wanneer een familie moeilijkheden ondergaat, dat de kinderen van die familie elkaar dan steunen en proberen om het voor elkaar goed te maken. Dat heb ik dus nu voor het eerst meegemaakt of gezien.


Kies drie scènes uit de film die je hebben aangesproken (positief of negatief). Beschrijf ze zo duidelijk mogelijk en noteer per scène welke gevoelens voor jou de overhand hadden.

Beschrijving scène 1:
Bij het begin van de film is te zien hoe de moeder een cadeau verpakt. Dat cadeau is aan Peter bestemd. Het is namelijk zijn verjaardag.
Wat duidelijk te zien is zijn de veelvuldige linten en satijnen strikken. De mouwen van moeder haar huiskleed hangen lang en elegant over haar handen.
Het is duidelijk te zien dat de familie in weelde leeft. Ze zijn hun welvaart gewoon en kunnen zich simpel niets anders voorstellen.
Wat ook zeer duidelijk in die scène is, is de liefde die de familieleden allemaal voor elkaar voelen. Phyllis wordt niet echt boos wanneer haar wakker maakt en probeert te trappen af te slepen. De kinderen vinden het ook doodnormaal om zich comfortabel op hun ouders’ bed te nestelen, terwijl zijn cadeautjes openmaakt.
Ook de ouders hebben daar blijkbaar niets tegen.
Gevoelens bij scène 1:
Scène 1 geeft een gelukkig, aangenaam gevoel. Maar, onder het bewustzijn, ook automatisch een gevoel van onbehagen. Alsof er iets ergs op het punt staat te gebeuren.
En dat is ook zo.
Waarschijnlijk kreeg ik dat gevoel omdat het allemaal té gelukkig was. Iedereen leek veel te happy. Alles ging te goed van een leien dakje.
Er moest gewoonweg iets drastisch gebeuren, iets dat het leven van de ouders en hun kinderen helemaal zou veranderen.
Beschrijving scène 2:
De moeder van de kinderen is ziek. Roberta, affectief Bobbie genoemd, heeft veel te snel moeten opgroeien en zorgt nu min of meer voor haar broertje en zusje. Ze zijn aan het spelen, maar het lukt hen niet om helemaal in hun spel op te gaan, omdat ze zich te veel zorgen maken om hun moeder.
De dokter is al langs geweest en hij heeft hen een lijstje gegeven.  Een lijstje met allemaal voedsel waar mama van beter zal worden, maar daar hebben ze het geld niet voor.
De kinderen bedenken een plan. Ze nemen een laken en verven er met grote letters het volgende op: ”GELIEVE BIJ HET STATION NAAR BUITEN TE KOMEN.”
Dat is voor de oude man die telkens naar hen zwaait bedoelt.
Ze hopen dat hij het zal opmerken en hen zal kunnen helpen nadat ze hem op het station de situatie hebben uitgelegd.
Gelukkig gebeurt alles net zoals de kinderen het hoopten. Enkele dagen na dit voorval, arriveert de oude man met een kist vol lekkers.
Gevoelens bij scène 2:
Ik vond het echt treurig hoe kleine kinderen voor hun moeder moeten zorgen. Ze weten geen raad, en ze weten ook dat als ze niet snel iets doen, hun moeder in gevaar zal verkeren.
Het is duidelijk dat de kinderen weten dat het niet goed is om aan een wildvreemde om hulp te vragen, maar ze zijn ten einde raad en besluiten uiteindelijk om dat wel te doen. Later is hun moeder daar natuurlijk heel boos over, maar het is te zien dat de kinderen blij zijn met hun act en geen spijt hebben. Zo hebben ze immers hun moeder kunnen redden!
Beschrijving scène 3:
De kinderen hadden besloten dat ze al een te lange tijd niet aan de spoorweg zijn wezen zwaaien, dus gingen ze er die morgen weer op uit.
Ze hadden het een gewoonte gemaakt om elke dag naar de trein die naar Londen vertrekt te zwaaien, om zo hun groeten over te brengen aan hun vader. Telkens wanneer ze zwaaiden was er één heer die terugzwaaide, dat vonden de kinderen heel leuk. Na verloop van tijd werd die heer een goede vriend van de kinderen.
Maar deze keer was het anders. Niet enkel de die ene heer zwaaide. Alle passagiers in de trein, de machinist én de stoker stonden uit hun raam te leunen en als gekken te zwaaien. En de heer zwaaide veel enthousiaster dan normaal mee.
Roberta, of Bobbie, zoals ze genoemd wordt, kreeg de indruk dat er die dag iets speciaals ging gebeuren.
Het was inderdaad een speciale dag. Hun vader werd vrijgesproken en kwam hen opzoeken. En daarom had de hele trein zo hard gezwaaid.

Gevoelens bij scène 3:
Ten eerste ging er een echte vreugdegolf door me heen. Ik begreep direct dat dit een belangrijke en vrolijke dag voor de ongelukkige familie betekende.
Tegelijkertijd merkte ik dat mijn ogen een beetje nat werden. Ik vond het zo ontroerend en vooral mooi dat al die mensen meeleefden met de kinderen en hun familie. Dat is typisch het platteland, maar ook typisch voor die tijd. Wie kan het vandaag de dag nog iets schelen dat een familie in dezelfde stad pech heeft?
Maar hier, in dit dorpje, kon het niet enkel iedereen schelen, ze deden er ook iets aan. Iedereen probeerde de kinderen op te vrolijken en da arme familie te helpen. Van de gerespecteerde dokter tot de clownachtige treinopzichter.
En nu, zaten ze allemaal te zwaaien. Groot en klein, jong en oud, iedereen was blij met het lot van die ene familie.
Dat vind ik mooi. Zoiets geeft het leven waarde.

Op welke manier hebben de drie scènes die je hierboven vermelde met je eigen levenservaring/levensvisie te maken?

Ik vind dat het duidelijk aan kinderen te zien is hoe hun familiesituatie in elkaar zit. Zijn het blije, goede kinderen, die snel tevreden zijn en met een glimlach rondgaan, dan is het meestal zo dat die kinderen in een gelukkig gezin leven. Dan zijn hun ouders waarschijnlijk niet gescheiden, dan zijn de relaties met familie en vrienden waarschijnlijk zeer goed en dan zijn er waarschijnlijk veel familie en vrienden.
Een droevig, dwarszittend kind, dat soms zonder reden brutaal kan zijn, heeft het waarschijnlijk niet gemakkelijk thuis. Dan kan het zijn dat er één van de ouders ernstig ziek zijn, of misschien is de relatie tussen de beide ouders een beetje geprikkeld. Of soms zijn de ouders werkloos en is er sprake van ernstige armoede…
Aan een kind is zeer gemakkelijk te zien in wat voor gezin hij of zij opgroeit.
Zo ervaar ik ook in mijn eigen leven dat familie zeer belangrijk is. In drukke en/of moeilijke tijden hebben ik en mijn familie altijd op onze naasten kunnen vertrouwen.
Dat maakt het leven een heel stuk gemakkelijker.
Mensen in een dorp of stad die zich om een bepaalde familie in nood ontfermen geeft dan hetzelfde effect als meelevende familieleden.

Wat wil de regisseur van de film ons duidelijk maken? Wat is volgens jou de boodschap die door de film wordt overgebracht?
De film is een verfilming van het boek van E. Nesbit. Ik heb dat boek–“De Spoorwegkinderen”- in het Nederlands gelezen toen ik ongeveer 11 jaar oud was. Ik weet nog dat ik toen aan mijn oudere zus had gezegd dat ik hoop dat er ooit een film van dit boek zou komen. Ik kan het boek echt ergens in de top 10 van mijn lievelingsboeken plaatsen. En ik weet nog dat ik het verhaal toen al enorm ontroerend en tot tranen toe brengend vond.
Wat er mee overgebracht wil worden aan de kijkers en de lezers?
Dat vriendschap belangrijker is dan welke vermogen dan ook.
Dat een mens zich kan redden in de moeilijkste tijden en daarbij nog steeds opgewekt kan blijven.
Dat kinderen creatiever en origineler kunnen nadenken dan soms van hen gedacht.

Wat zijn de gelijkenissen en de verschillen tussen jouw visie en die van de filmmaker op de behandelde thema’s (afhankelijk van de film die je koos kan dit zijn m.b.t. geloof, omgaan met de natuur, relaties, lijden)?
Gelijkenissen: Ik ga eigenlijk met alles akkoord.
Verschillen: Er zijn geen verschillen

Mens en Lijden: Verdriet bij Leerlingen


Wij zijn allemaal van plan om op een goede gelukkige dag leerkracht te worden. Daarbij mogen we niet vergeten dat we als leerkracht, jammer genoeg, soms te maken zullen krijgen met verdrietige en/of rouwende leerlingen. Soms kan er iets ergs aan één leerling uit de klas gebeuren en dan is de hele klas verdrietig.
Ik heb een artikel uit de klasse gevonden dat dit zeer goed omschrijft:
De school kan verdriet bij leerlingen niet wegnemen. Ze kan haar leerlingen er wel mee helpen en er leren mee omgaan. Maar hoe dan? Verdriet en rouw een plaats geven op school bijvoorbeeld.

Verstopt verdriet

Eén op vier leerkrachten in het basisonderwijs verloor ooit een leerling. Twee op drie leerlingen in het secundair werden reeds geconfronteerd met de dood van een leerkracht of medeleerling. Ziekte en dood worden in onze samenleving vaak verstopt. Ook op school. Maar verdriet en rouw maken deel uit van het leven van elke dag: de hond van Jonas wordt doodgespoten, Evi verhuist of Jorens ouders gaan scheiden. Een school die een klimaat creëert waar leerlingen terecht kunnen met al hun gevoelens, ook met hun kleine verdrietjes, zorgt ervoor dat leerlingen ook groot verdriet makkelijker kunnen verwerken.

Homer, leraar:
«Haar bank is blijven staan»

«Vincianne werd ‘s avonds doodgereden. De volgende morgen wist ik het al voor ik naar school vertrok. Hoe moest ik dit aan mijn vijfde klas vertellen? Gelukkig waren er enkele ouders op school aanwezig die meteen bijsprongen, want alleen had ik het niet gekund. We hebben de leerlingen voorzichtig maar duidelijk het nieuws verteld. De rest van de morgen verliep heel vreemd. Soms huilden kinderen hartverscheurend en hield een van de mama’s hen alleen maar vast, zonder iets te zeggen. Plots was het doodstil, dan weer werd er verteld, gelachen zelfs om een leuke herinnering. Het was een weg en weer van gevoelens en woorden. Later zijn we naar het park gegaan. Daar reageerde iedereen zich op zijn manier af: soms hollen en schreeuwen, dan weer doodstil staan of hardop huilen. Het mocht.
De rest van de week zijn alle gewone activiteiten moeten wijken voor ons verdriet. Ik had een map met gedichten en teksten rond de dood en die was de rode draad in de week. We hebben getekend, geschreven, gepraat En we hebben ook samen, niet enkel met onze klas maar met de hele school, ons deel gedaan in het afscheid en de begrafenis. Gedragen door de hele school konden we met ons verdriet overweg.
Dat verwerkingsproces heeft nog de rest van het schooljaar geduurd en is wellicht nog niet helemaal rond. Vinciannes bank is blijven staan, met haar foto en een kaars. Soms stond er plots een kind op en ging die aansteken of we vormden samen spontaan een kring rond de lege bank. Vergeten wordt Vincianne niet.»

een probleem?

Wat?
VELE VARIATIES EN GRADATIES
§  Op school komt verdriet in alle gradaties en variaties voor: een onvoldoende voor een proefwerk, «Ze pesten mij», «Mijn ouders houden niet van mij»
§  Rouw is het verdriet om iemand (of iets) die je dierbaar was en die je kwijt raakt. Bij elk verlies («Mijn lief heeft het uitgemaakt») kan er sprake zijn van een rouwproces, dus ook bij een scheiding of verhuizing.
§  Het verdriet als een kind een dode eekhoorn vindt in het bos is natuurlijk van een andere intensiteit dan als er een mens sterft met wie de leerling een emotionele band heeft. Soms zet een klein verlies de deur open om een groot verdriet te verwerken (uitgestelde rouw).
Hoe?
IEDEREEN ANDERS
§  Een kind rouwt gedeeltelijk anders dan een volwassene. Soms is het in eerste instantie bezorgd om zijn eigen behoeften («Wie brengt me nu naar de muziekschool?»). Soms stelt het zijn rouwen weken of maanden uit tot het zich veilig genoeg voelt om zijn verdriet te uiten. Geen van beide zijn een teken van gevoelloosheid.
§  Hoewel elke leerling volgens zijn eigen persoonlijkheid en ontwikkeling anders reageert, zijn er toch enkele fases te herkennen qua leeftijd. Vaak overlappen ze elkaar.
o    Kinderen tot drie jaar. Zij voelen duidelijk aan dat er iets mis is, maar kunnen dat niet onder woorden brengen. Sommige kinderen huilen, anderen worden heel wild, weer anderen kruipen weg in een hoekje. Ze gaan zich soms ‘vreemd’ gedragen.
o    Drie- en vierjarigen zijn merkelijk ontredderd. Zij hebben al een besef van verlies. Zij hebben moeite om het definitieve karakter van de dood te aanvaarden. Zij denken veeleer cyclisch: dood is een tijdelijke fase waar weer leven op volgt.
o    Vier- en vijfjarigen hebben een meer realistische voorstelling van de dood, hoewel ze die vooral met oud zijn associëren. Iets wat kinderen m.a.w. niet kan overkomen. Zij maken de verbinding met angst, duisternis en slapen.
o    Vijf-en zesjarigen denken opnieuw cyclisch. Zij kunnen hun gevoelens verbaal uiten en stellen veel vragen naar de biologische kant van het doodgaan. Ze hebben ook hun eigen duidelijke creatie van doodgaan.
o    Zeven- tot tienjarigen hebben niet enkel belangstelling voor de fysieke aspecten van de dood. Zij zijn ook bezig met wat er na de dood gebeurt.
o    Vanaf elf jaar kunnen jongeren beter abstract denken. Hun manier van omgaan met de dood gaat in de richting van die van volwassenen. De jongere gaat stilaan op zoek naar de betekenis en waarde van leven en dood.
Hoe?
ROUWEN IS WERKEN
Rouwen bestaat uit vier taken, die iedereen moet doorlopen om een verlies echt te verwerken. Sommige leerlingen rouwen niet op het moment zelf en beginnen pas later na een schijnbaar onbelangrijk incident hun verdriet te verwerken. Rouwen gebeurt niet vanzelf. Het is werken. Daarom spreken we van rouwarbeid.
Taak 1: het verlies onder ogen zien. Vaak probeert men kinderen en jongeren te beschermen voor de realiteit. Dat maakt verwerken moeilijk. Leerlingen in rouw hebben behoefte aan aandacht, liefde en veiligheid, een klimaat waarin ze hun verlies onder ogen durven te zien. Maar ze hebben ook behoefte aan duidelijkheid. Een koekje of «Huil maar niet meer» helpen niemand. Om leerlingen te steunen moeten leerkrachten en ouders vragen uitlokken en ze beantwoorden.
Taak 2: de pijn van het verlies ervaren. Ouders en opvoeders willen kinderen behoeden voor pijn. De omgeving voelt zich bovendien oncomfortabel als iemand verdriet uit en probeert het toe te dekken. Maar als leerlingen de pijn niet voelen, komt ze vaak op een later moment terug in de vorm van een psychosomatische klacht (hoofdpijn, slapeloosheid) of van afwijkend gedrag (plotse onverklaarbare agressie, slechte schoolresultaten). Wie met de dood wordt geconfronteerd, moet door de pijn heen. Alles wat dat proces onderdrukt, verlengt het. Iemand die rouwt is overigens niet de hele tijd depressief. Er zijn periodes van hevige angst en verdriet, afgewisseld met momenten dat het beter gaat. Uit die goede tijden kan men echter niet afleiden dat iemand over het verlies heen is.
Taak 3: leven zonder de overledene. Het is niet altijd makkelijk om de draad weer op te pikken. Als iemand sterft, gaat men soms de dode idealiseren. Als het rouwproces normaal verloopt, komt er stilaan weer een realistisch beeld in de plaats met goede en slechte(re) kanten.
Taak 4: zich emotioneel losmaken en opnieuw investeren in andere relaties. Sommigen denken de dode oneer aan te doen door te investeren in andere relaties. Of ze laten zich afschrikken door het feit dat ook die nieuwe relaties kunnen eindigen in afscheid en verdriet. Sommigen vinden het verlies zo pijnlijk dat ze zich nooit meer emotioneel willen binden. Zo willen leerlingen bijvoorbeeld geen vriendje meer hebben en trekken ze zich eenzaam terug. Deze vierde taak is voor velen de moeilijkste om te vervullen.
Het resultaat van geslaagde rouwarbeid is niet: vergeten. Iets van het verdriet gaat een heel verder leven mee. Maar leerlingen gaan zich wel opnieuw goed voelen. Ze kunnen opnieuw afrekenen met de problemen van alledag en worden minder in beslag genomen door het verdriet.

de aanpak

thuis en op school: aanpakken
§  Een leerling die in zijn familie met de dood wordt geconfronteerd, kan het best opgevangen worden binnen zijn gezin. Maar vaak hebben de leden van dat gezin zelf zoveel te verwerken dat zij niet openstaan voor de pijn en het verdriet van de leerlingen. Heb geduld met hen en spring bij waar nodig. Dan kan een vertrouwde leerkracht veel goedmaken. Hou echter ook rekening met je eigen verdriet.
§  Slaat de dood op school toe, dan is het van groot belang dat de school als geheel alle leerlingen opvangt, dus niet enkel de klasgenootjes van de overledene of de leerlingen van een overleden leerkracht. Neem contact op met de omliggende scholen. Ook daar kunnen vrienden en vriendinnen van de overleden leerling het moeilijk hebben.
Hoe reageren de leerlingen?
Bij het overlijden van een klasgenoot reageert een groep leerlingen vaak volgens een vast stramien:
1.       De meeste leerlingen – behalve kleuters – reageren in eerste instantie met verslagenheid. Het is dan aan de leerkracht om de stilte te doorbreken met gepaste vragen of opmerkingen, zonder echter afbreuk te doen aan het belang van die stilte.
2.       Dan sluiten ze de rangen. Dit is hun verdriet. Zo steunen zij elkaar en kunnen ze samen wenen. Heb echter oog voor het feit dat ze misschien zo vrienden van de overleden leerling buitensluiten die niet in dezelfde klas (of school) zitten. Anders komen die alleen te staan met hun verdriet.
3.       Nadat ze van de eerste schok zijn bekomen, willen leerlingen iets doen. Luister aandachtig naar hun eigen voorstellen. Die geven aan wat zij nodig hebben. Help hen op zinvolle wijze hun verdriet te uiten, maar ook medeleven te betonen aan de ouders en familieleden van de gestorven leerling. Zoek uit wat de leerlingen kunnen doen bij de begrafenis/uitvaartdienst/crematie (samen een rouwboek maken van hun tekeningen, een lied zingen of bloemen dragen). Geef hen de kans om als groep – eventueel met de hele school – de begrafenis/crematie bij te wonen. Dat is voor iedereen een belangrijke stap in het rouwproces.
4.       Verdriet vraagt tijd. Hou de herinnering van de overleden leerling levend. Verwijder zijn of haar bank niet uit de klas, hang een foto op, durf zijn naam noemen bij speciale gelegenheden op school. Dat helpt de anderen om hun verdriet verder te verwerken. Het is niet abnormaal als dat twee jaar duurt. Negen maanden na een overlijden, heeft één leerling op vijf er nog problemen mee. Verminderde leerprestaties, onhebbelijk gedrag, ongewone reacties kunnen dan nog steeds een uiting zijn van het verwerkingsproces. Heb daar begrip voor en grijp de kans aan om indirect opnieuw het onderwerp ter sprake te brengen. Verwijs echter op tijd door (naar CLB, huisarts) als de rouw problemen dreigt te geven.
Hoe GEEF je hulp?
1.       Leerlingen worstelen op twee niveaus met de dood. Intellectueel proberen ze te begrijpen wat de dood betekent en emotioneel proberen ze om te gaan met hun gevoelens. Antwoord op al hun vragen. Ze zijn soms bezig met concrete feiten («Heeft hij het koud?» «Waar is zij nu?»). Wees niet bang om te zeggen: «Ik weet het niet.»
2.       Geef begrijpelijke en echte antwoorden. Soms kunnen leerlingen niet alle details aan. Het gaat er niet om of we iets zeggen, maar hoeveel we zeggen, op welk moment en op welke manier. Men kan de uitleg doseren volgens wat ze op dat moment aankunnen. Maar ook voor de volwassene kan het te moeilijk worden. Zeg dan gerust: «Meer kan ik je nu niet vertellen want ik heb het moeilijk.» Maar beloof wel dat je er later op terugkomt. En doe dat dan ook! Een volwassene is in zijn reacties een model voor de leerlingen.
3.       Luister naar de gevoelens achter de vragen. Spreek niet alleen over de overledene maar ook over de gevoelens van de leerling.
4.       Vertel de leerlingen dat iedereen die de dode heeft gekend, het nu moeilijk heeft. Als volwassenen hun verdriet durven laten zien, voelen ze dat het een normale reactie is, die dus mag. Anders denken ze misschien dat ze overdrijven en kroppen hun gevoelens op. Of ze geloven dat de volwassenen in kwestie niets gaven om de dode.
5.       Zeg dat niet iedereen gevaar loopt om nu te sterven, dat men meestal sterft na een lang leven. Vertel echter geen leugens: iedereen gaat uiteindelijk dood, maar we weten niet wanneer.
6.       Als je anders nooit over religie praat, moet je dat nu ook niet doen. Dat schept alleen verwarring.
7.       Zeg dat verdriet lang kan duren en nooit helemaal verdwijnt. Als men iemand voorhoudt dat hij wel gauw niet meer verdrietig zal zijn, zal hij na een tijdje zijn gevoelens niet meer durven tonen.
8.       Vertel de leerling dat je altijd samen wil praten over de overledene.
9.       Maak duidelijk dat niemand ooit in staat zal zijn de plaats van de overledene volledig in te nemen. Een moeder die overleden is, zal altijd de moeder blijven van die leerling.
10.   Hou de herinnering in stand. Doe niet alles weg wat aan de dode herinnert. Praat er geregeld over.

preventie

Wat kan een school of individuele leerkracht ‘preventief’ doen om leerlingen te steunen bij het omgaan met verlies en rouw?
GEEF RUIMTE AAN DE DOOD
§  Creëer op school een atmosfeer waarin het niet raar of stom is om emoties (blij, bang, boos) te hebben, maar waar emoties tot het dagelijkse leven behoren.
§  Ga het onderwerp ‘dood’ niet uit de weg. Er doen zich geregeld gelegenheden voor om er terloops over te spreken (een dood dier in het park, verkeer, niet alleen rond één november). Zo kunnen leerlingen vragen stellen in een niet emotioneel geladen sfeer en wordt het makkelijker erover te praten als er zich echt een sterfgeval voordoet.
§  Voorzie een stille hoek in de klas of een stille ruimte in de school. Leerlingen kunnen daar naartoe als ze dat wensen. Daar worden wel dwingende afspraken over gemaakt. Wie er naartoe gaat mag niet gestoord worden door andere leerlingen. De leerkracht kan wel suggereren om te praten over de gevoelens van de leerling die zich terugtrekt.
§  Neem als school de basishouding aan: «Hoe kunnen we helpen?». Zonder bemoeizuchtig te zijn of jouw hulp te willen opdringen, kan je je steun aanbieden, zowel aan de leerlingen in kwestie als aan de betrokken ouders. Wat expliciete aandacht («Hoe gaat het met je stage?») kan een uitnodiging zijn waar de leerling al dan niet kan op ingaan.
§  Is er een ritueel in de school waar je naar kan teruggrijpen in een crisismoment? Bijvoorbeeld een kring vormen en even stil zijn. Leerlingen herkennen dat ritueel als dragend. Zij voelen zich in de groep opgenomen en gesteund, ook op moeilijke momenten. Leerlingen weten vaak heel goed welke elementen ze willen inbouwen in zo’n ritueel. Volg hen daarin in de mate van het mogelijke.
§  Geef ruimte aan de doden. Als er op school een leerling of een leerkracht is overleden, hou de herinnering levend op school. Een permanente foto bijvoorbeeld in de inkomhal, blijkt een enorme steun te zijn, zowel voor de betrokken leerlingen als voor de ouders. Het is ook een gelegenheid om over de overledene te spreken als iemand daar behoefte aan heeft en het geeft het signaal: dood is niet vergeten.
WERK AAN EEN STAPPENPLAN
Bij het overlijden van een leerling of een leerkracht komt heel wat kijken. Het is best als je er binnen het schoolteam, inclusief het CLB, vooraf over nadenkt hoe je zoiets kan aanpakken. Duidelijke afspraken bieden een steun als het ooit nodig moest blijken. Maar er moet natuurlijk ruimte zijn voor aanpassingen op het moment zelf.
Wat je moet bespreken:
1.       De eerste opvang. Wie zorgt indien nodig voor de opvang van diegene die het bericht brengt (dat kan bv. een zusje of een ouder zijn), wie verifieert de informatie (als het bericht niet van de familie komt) en zoekt contact met de nabestaanden?
2.       Het crisisteam. Hierin zit zeker de directeur, de klastitularis, eventueel bereidwillige ouders of externe specialisten indien nodig. Eén persoon is eindverantwoordelijke. Het crisisteam coördineert initiatieven en is verantwoordelijk voor alle praktische regelingen, maar ook voor informatieverstrekking, contacten met de ouders, nazorg Het team beslist wie geïnformeerd moet worden (vergeet de vaste buschauffeur, afwezige leerlingen en leerkrachten, CLB-medewerkers niet) en wie dat doet.
3.       3. Het slecht nieuwsgesprek. Als er een leerling van de school sterft is het vaste lesrooster zeker die dag niet aan de orde. De getroffen klas wordt bij voorkeur de hele dag begeleid door een vertrouwde leerkracht (klasleraar, groene leerkracht). Dwing echter niemand: respecteer het als een bepaalde leerkracht het te moeilijk heeft. De verantwoordelijke kondigt in de klas het nieuws zo snel mogelijk aan en geeft zo juist mogelijk informatie. Beslis wie de overige leerlingen waar toespreekt. Ook buiten de getroffen klas kunnen er leerlingen een sterke band hebben met de overledene. Denk van tevoren zorgvuldig na over wat je precies gaat zeggen en hoe je dat doet (een inleidende zin; het hoe, waar en wanneer; het bericht zonder franjes maar niet emotieloos; voldoende tijd voor emoties). Dit alles geldt ook als je de kans hebt gehad de groep op een overlijden voor te bereiden, bijvoorbeeld na een langere ziekte.
4.       Leerlingen die het echt te moeilijk krijgen, kunnen misschien in een bepaald lokaal worden opgevangen. Waar? Door wie?
5.       Wie neemt nog dezelfde dag contact op met de ouders en maakt een afspraak voor een huisbezoek? Overleg de volgende dagen met hen over de mogelijkheden voor de andere leerlingen om afscheid te nemen, op bezoek te komen Blijf hen trouwens uitnodigen voor schoolfeesten Duid daarvoor een verantwoordelijke aan.
6.       Wie informeert de andere ouders via een brief? Daarin moet staan: precieze informatie, wat de school doet qua opvang, wat ouders thuis kunnen doen, bij wie ze terecht kunnen met eventuele problemen.
7.       Wat bij een overlijden tijdens de vakantie: wat doen we minimaal op dat moment? Hoe vangen we de leerlingen op na de vakantie?
8.       Las ook evaluatiemomenten in binnen de school. Doen we het goed? Wat kan beter? Heb daarbij ook aandacht voor mogelijke problemen van collega’s.

Jan, directeur: «Ik snap het niet»

«Ik heb zelf onlangs een zoon verloren. Sindsdien komen mensen wel eens wat aan mij vertellen over hun ervaringen met een overlijden. Zo reageerde een leerkracht onlangs buitengewoon koel in een klas. Hij zei: ‘Ik snap niet dat Bart de begrafenis van zijn opa belangrijker vindt dan het examen van Frans.’ Zo’n mensen zijn er dus ook»

Scheiden doet rouwen

Wie met een (nakend) verlies geconfronteerd wordt, kan uiteenlopende gevoelens doormaken. Neem bijvoorbeeld een kind dat verneemt dat zijn ouders gaan scheiden. Het voelt zich afwisselend onzeker («Misschien is het niet waar»), ontkent de feiten («Bij ons kan dat niet»), wordt kwaad, begint te marchanderen («Als ik nu eens extra mijn best doe thuis, dan blijven ze misschien bijeen»), wordt ten slotte misschien depressief («Het is hopeloos»).
Pas als iemand de feiten onder ogen ziet, kan de echte verwerking – de eigenlijke rouw – beginnen. Je kan die verschillende stadia (h)erkennen bij een leerling en hem ook helpen die gevoelens te kanaliseren en eventueel te relativeren.

«Wat met mijn gevoelens?»

Om gepast te reageren op het verdriet van kinderen en jongeren, is het nodig dat leerkrachten zelf kunnen stilstaan bij hun eigen angsten omtrent leven en sterven. Dat zij hun eigen verdriet kunnen uiten en durven tonen en niet overdreven angstig reageren als verdriet wordt geuit. Leerlingen houden sterk in de gaten hoe een leerkracht omgaat met zijn gevoelens. Een belangrijke houvast: wees authentiek. Leerlingen voelen haarscherp aan of gevoelens oprecht dan wel gespeeld zijn. Steun ook elkaar. De aandacht die collega’s elkaar geven op moeilijke momenten, is de beste boodschap over wat men van hen verwacht naar de leerlingen toe.

Niet (h)erkend verdriet

Als een leerling buiten de school met de dood wordt geconfronteerd, bijvoorbeeld bij het overlijden van een grootouder, moet de leerkracht hem vragen wat hij nodig heeft. De leerling kan zelf aangeven wat hij met zijn verdriet wil doen in de klasgroep. Hij moet in elk geval de opening krijgen. De leerkracht kan de leerling apart aanspreken en voorstellen in de klas iets te vertellen of iets mee te brengen van de overledene. Er moet in elk geval vanuit de school een aanzet zijn zonder iets te forceren.
Het overlijden van een ouder tijdens de vakantie riskeert onopgemerkt voorbij te gaan op school. Aarzel niet de leerling erover aan te spreken zodra je het verneemt, ook al is dat al een tijd later. Dat kan voor de leerling een belangrijk signaal zijn dat hij met zijn verdriet ergens terecht kan.

Verdriet en dood in boeken

Kinderen houden van verhalen, vooral als die identificatiemogelijkheden bieden. Er bestaan tal van boeken, gedichten en prentenboeken met de dood als onderwerp. De gekozen teksten moeten aangepast zijn aan de leeftijd van de leerlingen. Ook moeten ze een positieve teneur hebben, zonder echter de problemen te minimaliseren. Er moet een vertrouwen uit spreken dat ooit ‘het gras weer groen wordt en de zon weer zal schijnen’.
Zorg dat dergelijke hulpmiddelen in de school aanwezig zijn, zodat ze niet in een crisismoment moeten worden bijeengesprokkeld. Ze zijn ook een goede aanleiding om de thematiek aan te snijden buiten een crisissituatie.
Je kan meer lezen over verdriet en rouw in:
·         Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/verdriet
·         Nu jij er niet meer bent, rouwen met kinderen en tieners – Claire vanden Abbeele – Lannoo – www.lannoo.be
·         Kinderen helpen bij verlies – Manu Keirse – Lannoo – www.lannoo.be
·         De bibliotheek bij het SISO-nummer 418.7
·         Voor meer ondersteuning neem je contact op met de schoolbegeleiding of het CLB dat met de school verbonden is.
o    Rondpunt – Wat na een verkeersongeval? Voor iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks bij een verkeersongeval is betrokken – www.watnaeenverkeersongeval.be
o    Zebra – Bondgenoot van jonge verkeersslachtoffers –www.zebraweb.be

Dit vind je misschien ook interessant:

3.       Dood van een collega