Wij zijn allemaal van plan om op een goede gelukkige dag
leerkracht te worden. Daarbij mogen we niet vergeten dat we als leerkracht,
jammer genoeg, soms te maken zullen krijgen met verdrietige en/of rouwende leerlingen.
Soms kan er iets ergs aan één leerling uit de klas gebeuren en dan is de hele
klas verdrietig.
Ik heb een artikel uit de klasse gevonden dat dit zeer goed
omschrijft:
De school kan verdriet bij leerlingen
niet wegnemen. Ze kan haar leerlingen er wel mee helpen en er leren mee omgaan.
Maar hoe dan? Verdriet en rouw een plaats geven op school bijvoorbeeld.
Verstopt verdriet
Eén op vier leerkrachten in het basisonderwijs verloor ooit een leerling. Twee op drie leerlingen in het secundair werden reeds geconfronteerd met de dood van een leerkracht of medeleerling. Ziekte en dood worden in onze samenleving vaak verstopt. Ook op school. Maar verdriet en rouw maken deel uit van het leven van elke dag: de hond van Jonas wordt doodgespoten, Evi verhuist of Jorens ouders gaan scheiden. Een school die een klimaat creëert waar leerlingen terecht kunnen met al hun gevoelens, ook met hun kleine verdrietjes, zorgt ervoor dat leerlingen ook groot verdriet makkelijker kunnen verwerken.
Homer, leraar:
«Haar bank is blijven staan»
«Vincianne werd ‘s
avonds doodgereden. De volgende morgen wist ik het al voor ik naar school
vertrok. Hoe moest ik dit aan mijn vijfde klas vertellen? Gelukkig waren er
enkele ouders op school aanwezig die meteen bijsprongen, want alleen had ik het
niet gekund. We hebben de leerlingen voorzichtig maar duidelijk het nieuws
verteld. De rest van de morgen verliep heel vreemd. Soms huilden kinderen
hartverscheurend en hield een van de mama’s hen alleen maar vast, zonder iets
te zeggen. Plots was het doodstil, dan weer werd er verteld, gelachen zelfs om
een leuke herinnering. Het was een weg en weer van gevoelens en woorden. Later
zijn we naar het park gegaan. Daar reageerde iedereen zich op zijn manier af:
soms hollen en schreeuwen, dan weer doodstil staan of hardop huilen. Het mocht.
De rest van de week
zijn alle gewone activiteiten moeten wijken voor ons verdriet. Ik had een map
met gedichten en teksten rond de dood en die was de rode draad in de week. We
hebben getekend, geschreven, gepraat En we hebben ook samen, niet enkel met
onze klas maar met de hele school, ons deel gedaan in het afscheid en de
begrafenis. Gedragen door de hele school konden we met ons verdriet overweg.
Dat verwerkingsproces heeft nog de rest van het schooljaar geduurd en is
wellicht nog niet helemaal rond. Vinciannes bank is blijven staan, met haar
foto en een kaars. Soms stond er plots een kind op en ging die aansteken of we
vormden samen spontaan een kring rond de lege bank. Vergeten wordt Vincianne
niet.»
een probleem?
Wat?
VELE VARIATIES EN GRADATIES
§
Op school komt verdriet in
alle gradaties en variaties voor: een onvoldoende voor een proefwerk, «Ze
pesten mij», «Mijn ouders houden niet van mij»
§
Rouw is het verdriet om
iemand (of iets) die je dierbaar was en die je kwijt raakt. Bij elk verlies
(«Mijn lief heeft het uitgemaakt») kan er sprake zijn van een rouwproces, dus
ook bij een scheiding of verhuizing.
§
Het verdriet als een kind
een dode eekhoorn vindt in het bos is natuurlijk van een andere intensiteit dan
als er een mens sterft met wie de leerling een emotionele band heeft. Soms zet
een klein verlies de deur open om een groot verdriet te verwerken (uitgestelde
rouw).
Hoe?
IEDEREEN ANDERS
§
Een kind rouwt gedeeltelijk
anders dan een volwassene. Soms is het in eerste instantie bezorgd om zijn
eigen behoeften («Wie brengt me nu naar de muziekschool?»). Soms stelt het zijn
rouwen weken of maanden uit tot het zich veilig genoeg voelt om zijn verdriet
te uiten. Geen van beide zijn een teken van gevoelloosheid.
§
Hoewel elke leerling
volgens zijn eigen persoonlijkheid en ontwikkeling anders reageert, zijn er
toch enkele fases te herkennen qua leeftijd. Vaak overlappen ze elkaar.
o
Kinderen tot drie jaar.
Zij voelen duidelijk aan dat er iets mis is, maar kunnen dat niet onder woorden
brengen. Sommige kinderen huilen, anderen worden heel wild, weer anderen
kruipen weg in een hoekje. Ze gaan zich soms ‘vreemd’ gedragen.
o
Drie- en vierjarigen zijn
merkelijk ontredderd. Zij hebben al een besef van verlies. Zij hebben moeite om
het definitieve karakter van de dood te aanvaarden. Zij denken veeleer
cyclisch: dood is een tijdelijke fase waar weer leven op volgt.
o
Vier- en vijfjarigen hebben
een meer realistische voorstelling van de dood, hoewel ze die vooral met oud
zijn associëren. Iets wat kinderen m.a.w. niet kan overkomen. Zij maken de
verbinding met angst, duisternis en slapen.
o
Vijf-en zesjarigen denken
opnieuw cyclisch. Zij kunnen hun gevoelens verbaal uiten en stellen veel vragen
naar de biologische kant van het doodgaan. Ze hebben ook hun eigen duidelijke
creatie van doodgaan.
o
Zeven- tot tienjarigen hebben
niet enkel belangstelling voor de fysieke aspecten van de dood. Zij zijn ook
bezig met wat er na de dood gebeurt.
o
Vanaf elf jaar kunnen
jongeren beter abstract denken. Hun manier van omgaan met de dood gaat in de
richting van die van volwassenen. De jongere gaat stilaan op zoek naar de
betekenis en waarde van leven en dood.
Hoe?
ROUWEN IS WERKEN
Rouwen bestaat uit
vier taken, die iedereen moet doorlopen om een verlies echt te verwerken.
Sommige leerlingen rouwen niet op het moment zelf en beginnen pas later na een
schijnbaar onbelangrijk incident hun verdriet te verwerken. Rouwen gebeurt niet
vanzelf. Het is werken. Daarom spreken we van rouwarbeid.
Taak 1: het verlies onder ogen zien. Vaak probeert men
kinderen en jongeren te beschermen voor de realiteit. Dat maakt verwerken
moeilijk. Leerlingen in rouw hebben behoefte aan aandacht, liefde en
veiligheid, een klimaat waarin ze hun verlies onder ogen durven te zien. Maar
ze hebben ook behoefte aan duidelijkheid. Een koekje of «Huil maar niet meer»
helpen niemand. Om leerlingen te steunen moeten leerkrachten en ouders vragen
uitlokken en ze beantwoorden.
Taak 2: de pijn van het verlies ervaren. Ouders en
opvoeders willen kinderen behoeden voor pijn. De omgeving voelt zich bovendien
oncomfortabel als iemand verdriet uit en probeert het toe te dekken. Maar als
leerlingen de pijn niet voelen, komt ze vaak op een later moment terug in de
vorm van een psychosomatische klacht (hoofdpijn, slapeloosheid) of van
afwijkend gedrag (plotse onverklaarbare agressie, slechte schoolresultaten).
Wie met de dood wordt geconfronteerd, moet door de pijn heen. Alles wat dat
proces onderdrukt, verlengt het. Iemand die rouwt is overigens niet de hele
tijd depressief. Er zijn periodes van hevige angst en verdriet, afgewisseld met
momenten dat het beter gaat. Uit die goede tijden kan men echter niet afleiden
dat iemand over het verlies heen is.
Taak 3: leven zonder de overledene. Het is niet altijd
makkelijk om de draad weer op te pikken. Als iemand sterft, gaat men soms de
dode idealiseren. Als het rouwproces normaal verloopt, komt er stilaan weer een
realistisch beeld in de plaats met goede en slechte(re) kanten.
Taak 4: zich emotioneel losmaken en opnieuw investeren in
andere relaties. Sommigen denken de dode oneer aan te doen door te investeren
in andere relaties. Of ze laten zich afschrikken door het feit dat ook die
nieuwe relaties kunnen eindigen in afscheid en verdriet. Sommigen vinden het
verlies zo pijnlijk dat ze zich nooit meer emotioneel willen binden. Zo willen
leerlingen bijvoorbeeld geen vriendje meer hebben en trekken ze zich eenzaam
terug. Deze vierde taak is voor velen de moeilijkste om te vervullen.
Het resultaat van geslaagde rouwarbeid
is niet: vergeten. Iets van het verdriet gaat een heel verder leven mee. Maar
leerlingen gaan zich wel opnieuw goed voelen. Ze kunnen opnieuw afrekenen met
de problemen van alledag en worden minder in beslag genomen door het verdriet.
de aanpak
thuis en op school: aanpakken
§
Een leerling die in zijn
familie met de dood wordt geconfronteerd, kan het best opgevangen worden binnen
zijn gezin. Maar vaak hebben de leden van dat gezin zelf zoveel te verwerken
dat zij niet openstaan voor de pijn en het verdriet van de leerlingen. Heb
geduld met hen en spring bij waar nodig. Dan kan een vertrouwde leerkracht veel
goedmaken. Hou echter ook rekening met je eigen verdriet.
§
Slaat de dood op school
toe, dan is het van groot belang dat de school als geheel alle leerlingen
opvangt, dus niet enkel de klasgenootjes van de overledene of de leerlingen van
een overleden leerkracht. Neem contact op met de omliggende scholen. Ook daar
kunnen vrienden en vriendinnen van de overleden leerling het moeilijk hebben.
Hoe reageren de leerlingen?
Bij het overlijden
van een klasgenoot reageert een groep leerlingen vaak volgens een vast
stramien:
1.
De meeste leerlingen –
behalve kleuters – reageren in eerste instantie met verslagenheid. Het is dan
aan de leerkracht om de stilte te doorbreken met gepaste vragen of opmerkingen,
zonder echter afbreuk te doen aan het belang van die stilte.
2.
Dan sluiten ze de rangen.
Dit is hun verdriet. Zo steunen zij elkaar en kunnen ze samen wenen. Heb echter
oog voor het feit dat ze misschien zo vrienden van de overleden leerling buitensluiten
die niet in dezelfde klas (of school) zitten. Anders komen die alleen te staan
met hun verdriet.
3.
Nadat ze van de eerste
schok zijn bekomen, willen leerlingen iets doen. Luister aandachtig naar hun
eigen voorstellen. Die geven aan wat zij nodig hebben. Help hen op zinvolle
wijze hun verdriet te uiten, maar ook medeleven te betonen aan de ouders en
familieleden van de gestorven leerling. Zoek uit wat de leerlingen kunnen doen
bij de begrafenis/uitvaartdienst/crematie (samen een rouwboek maken van hun
tekeningen, een lied zingen of bloemen dragen). Geef hen de kans om als groep –
eventueel met de hele school – de begrafenis/crematie bij te wonen. Dat is voor
iedereen een belangrijke stap in het rouwproces.
4.
Verdriet vraagt tijd. Hou
de herinnering van de overleden leerling levend. Verwijder zijn of haar bank
niet uit de klas, hang een foto op, durf zijn naam noemen bij speciale
gelegenheden op school. Dat helpt de anderen om hun verdriet verder te
verwerken. Het is niet abnormaal als dat twee jaar duurt. Negen maanden na een
overlijden, heeft één leerling op vijf er nog problemen mee. Verminderde
leerprestaties, onhebbelijk gedrag, ongewone reacties kunnen dan nog steeds een
uiting zijn van het verwerkingsproces. Heb daar begrip voor en grijp de kans aan
om indirect opnieuw het onderwerp ter sprake te brengen. Verwijs echter op tijd
door (naar CLB, huisarts) als de rouw problemen dreigt te geven.
Hoe GEEF je hulp?
1.
Leerlingen worstelen op
twee niveaus met de dood. Intellectueel proberen ze te begrijpen wat de dood
betekent en emotioneel proberen ze om te gaan met hun gevoelens. Antwoord op al
hun vragen. Ze zijn soms bezig met concrete feiten («Heeft hij het koud?» «Waar
is zij nu?»). Wees niet bang om te zeggen: «Ik weet het niet.»
2.
Geef begrijpelijke en echte
antwoorden. Soms kunnen leerlingen niet alle details aan. Het gaat er niet om
of we iets zeggen, maar hoeveel we zeggen, op welk moment en op welke manier.
Men kan de uitleg doseren volgens wat ze op dat moment aankunnen. Maar ook voor
de volwassene kan het te moeilijk worden. Zeg dan gerust: «Meer kan ik je nu
niet vertellen want ik heb het moeilijk.» Maar beloof wel dat je er later op
terugkomt. En doe dat dan ook! Een volwassene is in zijn reacties een model
voor de leerlingen.
3.
Luister naar de gevoelens
achter de vragen. Spreek niet alleen over de overledene maar ook over de
gevoelens van de leerling.
4.
Vertel de leerlingen dat
iedereen die de dode heeft gekend, het nu moeilijk heeft. Als volwassenen hun
verdriet durven laten zien, voelen ze dat het een normale reactie is, die dus
mag. Anders denken ze misschien dat ze overdrijven en kroppen hun gevoelens op.
Of ze geloven dat de volwassenen in kwestie niets gaven om de dode.
5.
Zeg dat niet iedereen
gevaar loopt om nu te sterven, dat men meestal sterft na een lang leven. Vertel
echter geen leugens: iedereen gaat uiteindelijk dood, maar we weten niet
wanneer.
6.
Als je anders nooit over
religie praat, moet je dat nu ook niet doen. Dat schept alleen verwarring.
7.
Zeg dat verdriet lang kan
duren en nooit helemaal verdwijnt. Als men iemand voorhoudt dat hij wel gauw
niet meer verdrietig zal zijn, zal hij na een tijdje zijn gevoelens niet meer
durven tonen.
8.
Vertel de leerling dat je
altijd samen wil praten over de overledene.
9.
Maak duidelijk dat niemand
ooit in staat zal zijn de plaats van de overledene volledig in te nemen. Een
moeder die overleden is, zal altijd de moeder blijven van die leerling.
10.
Hou de herinnering in
stand. Doe niet alles weg wat aan de dode herinnert. Praat er geregeld over.
preventie
Wat kan een school
of individuele leerkracht ‘preventief’ doen om leerlingen te steunen bij het
omgaan met verlies en rouw?
GEEF RUIMTE AAN DE DOOD
§
Creëer op school een
atmosfeer waarin het niet raar of stom is om emoties (blij, bang, boos) te
hebben, maar waar emoties tot het dagelijkse leven behoren.
§
Ga het onderwerp ‘dood’
niet uit de weg. Er doen zich geregeld gelegenheden voor om er terloops over te
spreken (een dood dier in het park, verkeer, niet alleen rond één november). Zo
kunnen leerlingen vragen stellen in een niet emotioneel geladen sfeer en wordt
het makkelijker erover te praten als er zich echt een sterfgeval voordoet.
§
Voorzie een stille hoek in
de klas of een stille ruimte in de school. Leerlingen kunnen daar naartoe als
ze dat wensen. Daar worden wel dwingende afspraken over gemaakt. Wie er naartoe
gaat mag niet gestoord worden door andere leerlingen. De leerkracht kan wel
suggereren om te praten over de gevoelens van de leerling die zich terugtrekt.
§
Neem als school de
basishouding aan: «Hoe kunnen we helpen?». Zonder bemoeizuchtig te zijn of jouw
hulp te willen opdringen, kan je je steun aanbieden, zowel aan de leerlingen in
kwestie als aan de betrokken ouders. Wat expliciete aandacht («Hoe gaat het met
je stage?») kan een uitnodiging zijn waar de leerling al dan niet kan op
ingaan.
§
Is er een ritueel in de
school waar je naar kan teruggrijpen in een crisismoment? Bijvoorbeeld een
kring vormen en even stil zijn. Leerlingen herkennen dat ritueel als dragend.
Zij voelen zich in de groep opgenomen en gesteund, ook op moeilijke momenten.
Leerlingen weten vaak heel goed welke elementen ze willen inbouwen in zo’n
ritueel. Volg hen daarin in de mate van het mogelijke.
§
Geef ruimte aan de doden.
Als er op school een leerling of een leerkracht is overleden, hou de
herinnering levend op school. Een permanente foto bijvoorbeeld in de inkomhal,
blijkt een enorme steun te zijn, zowel voor de betrokken leerlingen als voor de
ouders. Het is ook een gelegenheid om over de overledene te spreken als iemand
daar behoefte aan heeft en het geeft het signaal: dood is niet vergeten.
WERK AAN EEN STAPPENPLAN
Bij het overlijden
van een leerling of een leerkracht komt heel wat kijken. Het is best als je er
binnen het schoolteam, inclusief het CLB, vooraf over nadenkt hoe je zoiets kan
aanpakken. Duidelijke afspraken bieden een steun als het ooit nodig moest
blijken. Maar er moet natuurlijk ruimte zijn voor aanpassingen op het moment
zelf.
Wat je moet
bespreken:
1.
De eerste opvang. Wie zorgt
indien nodig voor de opvang van diegene die het bericht brengt (dat kan bv. een
zusje of een ouder zijn), wie verifieert de informatie (als het bericht niet
van de familie komt) en zoekt contact met de nabestaanden?
2.
Het crisisteam. Hierin zit
zeker de directeur, de klastitularis, eventueel bereidwillige ouders of externe
specialisten indien nodig. Eén persoon is eindverantwoordelijke. Het crisisteam
coördineert initiatieven en is verantwoordelijk voor alle praktische
regelingen, maar ook voor informatieverstrekking, contacten met de ouders,
nazorg Het team beslist wie geïnformeerd moet worden (vergeet de vaste
buschauffeur, afwezige leerlingen en leerkrachten, CLB-medewerkers niet) en wie
dat doet.
3.
3. Het slecht
nieuwsgesprek. Als er een leerling van de school sterft is het vaste lesrooster
zeker die dag niet aan de orde. De getroffen klas wordt bij voorkeur de hele
dag begeleid door een vertrouwde leerkracht (klasleraar, groene leerkracht).
Dwing echter niemand: respecteer het als een bepaalde leerkracht het te
moeilijk heeft. De verantwoordelijke kondigt in de klas het nieuws zo snel
mogelijk aan en geeft zo juist mogelijk informatie. Beslis wie de overige
leerlingen waar toespreekt. Ook buiten de getroffen klas kunnen er leerlingen
een sterke band hebben met de overledene. Denk van tevoren zorgvuldig na over
wat je precies gaat zeggen en hoe je dat doet (een inleidende zin; het hoe,
waar en wanneer; het bericht zonder franjes maar niet emotieloos; voldoende
tijd voor emoties). Dit alles geldt ook als je de kans hebt gehad de groep op
een overlijden voor te bereiden, bijvoorbeeld na een langere ziekte.
4.
Leerlingen die het echt te
moeilijk krijgen, kunnen misschien in een bepaald lokaal worden opgevangen.
Waar? Door wie?
5.
Wie neemt nog dezelfde dag
contact op met de ouders en maakt een afspraak voor een huisbezoek? Overleg de
volgende dagen met hen over de mogelijkheden voor de andere leerlingen om
afscheid te nemen, op bezoek te komen Blijf hen trouwens uitnodigen voor
schoolfeesten Duid daarvoor een verantwoordelijke aan.
6.
Wie informeert de andere
ouders via een brief? Daarin moet staan: precieze informatie, wat de school
doet qua opvang, wat ouders thuis kunnen doen, bij wie ze terecht kunnen met
eventuele problemen.
7.
Wat bij een overlijden
tijdens de vakantie: wat doen we minimaal op dat moment? Hoe vangen we de
leerlingen op na de vakantie?
8.
Las ook evaluatiemomenten
in binnen de school. Doen we het goed? Wat kan beter? Heb daarbij ook aandacht
voor mogelijke problemen van collega’s.
Jan, directeur: «Ik snap het niet»
«Ik heb zelf onlangs
een zoon verloren. Sindsdien komen mensen wel eens wat aan mij vertellen over
hun ervaringen met een overlijden. Zo reageerde een leerkracht onlangs
buitengewoon koel in een klas. Hij zei: ‘Ik snap niet dat Bart de begrafenis
van zijn opa belangrijker vindt dan het examen van Frans.’ Zo’n mensen zijn er
dus ook»
Scheiden doet rouwen
Wie met een (nakend)
verlies geconfronteerd wordt, kan uiteenlopende gevoelens doormaken. Neem
bijvoorbeeld een kind dat verneemt dat zijn ouders gaan scheiden. Het voelt
zich afwisselend onzeker («Misschien is het niet waar»), ontkent de feiten
(«Bij ons kan dat niet»), wordt kwaad, begint te marchanderen («Als ik nu eens
extra mijn best doe thuis, dan blijven ze misschien bijeen»), wordt ten slotte
misschien depressief («Het is hopeloos»).
Pas als iemand de
feiten onder ogen ziet, kan de echte verwerking – de eigenlijke rouw –
beginnen. Je kan die verschillende stadia (h)erkennen bij een leerling en hem
ook helpen die gevoelens te kanaliseren en eventueel te relativeren.
«Wat met mijn gevoelens?»
Om gepast te
reageren op het verdriet van kinderen en jongeren, is het nodig dat
leerkrachten zelf kunnen stilstaan bij hun eigen angsten omtrent leven en
sterven. Dat zij hun eigen verdriet kunnen uiten en durven tonen en niet
overdreven angstig reageren als verdriet wordt geuit. Leerlingen houden sterk
in de gaten hoe een leerkracht omgaat met zijn gevoelens. Een belangrijke
houvast: wees authentiek. Leerlingen voelen haarscherp aan of gevoelens oprecht
dan wel gespeeld zijn. Steun ook elkaar. De aandacht die collega’s elkaar geven
op moeilijke momenten, is de beste boodschap over wat men van hen verwacht naar
de leerlingen toe.
Niet (h)erkend verdriet
Als een leerling
buiten de school met de dood wordt geconfronteerd, bijvoorbeeld bij het
overlijden van een grootouder, moet de leerkracht hem vragen wat hij nodig
heeft. De leerling kan zelf aangeven wat hij met zijn verdriet wil doen in de
klasgroep. Hij moet in elk geval de opening krijgen. De leerkracht kan de
leerling apart aanspreken en voorstellen in de klas iets te vertellen of iets
mee te brengen van de overledene. Er moet in elk geval vanuit de school een
aanzet zijn zonder iets te forceren.
Het overlijden van
een ouder tijdens de vakantie riskeert onopgemerkt voorbij te gaan op school.
Aarzel niet de leerling erover aan te spreken zodra je het verneemt, ook al is
dat al een tijd later. Dat kan voor de leerling een belangrijk signaal zijn dat
hij met zijn verdriet ergens terecht kan.
Verdriet en dood in boeken
Kinderen houden van
verhalen, vooral als die identificatiemogelijkheden bieden. Er bestaan tal van
boeken, gedichten en prentenboeken met de dood als onderwerp. De gekozen
teksten moeten aangepast zijn aan de leeftijd van de leerlingen. Ook moeten ze
een positieve teneur hebben, zonder echter de problemen te minimaliseren. Er
moet een vertrouwen uit spreken dat ooit ‘het gras weer groen wordt en de zon
weer zal schijnen’.
Zorg dat dergelijke hulpmiddelen in de school aanwezig zijn, zodat ze
niet in een crisismoment moeten worden bijeengesprokkeld. Ze zijn ook een goede
aanleiding om de thematiek aan te snijden buiten een crisissituatie.
Je kan meer lezen
over verdriet en rouw in:
·
Het Klassedossier op www.klasse.be/dossier/verdriet
·
Nu jij er niet meer bent,
rouwen met kinderen en tieners – Claire vanden Abbeele – Lannoo – www.lannoo.be
·
Kinderen helpen bij verlies
– Manu Keirse – Lannoo – www.lannoo.be
·
De bibliotheek bij het
SISO-nummer 418.7
·
Voor meer ondersteuning
neem je contact op met de schoolbegeleiding of het CLB dat met de school
verbonden is.
o
Rondpunt – Wat na een
verkeersongeval? Voor iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks bij een
verkeersongeval is betrokken – www.watnaeenverkeersongeval.be
o
Zebra – Bondgenoot van
jonge verkeersslachtoffers –www.zebraweb.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten